Hi lieve lezers,
Na een hele tijd niet geschreven te hebben weer eens een berichtje van mij. Dit keer in de vorm van een anekdote. Deze waar-gebeurde anekdote heb ik opgeschreven om enerzijds het voor mezelf op een rijtje te krijgen en anderzijds jullie een kijkje te geven in het hoofd van iemand met autisme en hoe het komt dat dingen soms heel anders lopen dan gepland. Veel leesplezier!
Vrijdagochtend, half 8. Daar gaat de wekker. Met een schok schrik ik wakker. Ik realiseer me dat ik om kwart over 8 weg van huis moet om op tijd bij de NVA te zijn, waar ik momenteel als vrijwilliger werk. Deze ochtend is anders dan anders want ik moet een kwartier eerder weg omdat ik mijn fiets nog moet ophalen, die voor de zoveelste keer bij mijn ouders staat. Gelukkig is dit slechts een kwartier lopen vanaf mijn huis. Ik merk dat ik nog heel moe ben van de voorgaande dag waarbij ik pas om 12 uur thuis was en daarna nog tot 3 uur s’nachts heb gefacebookt en gebeld met een vriend die nachtdienst had. Ik was gewoon nog totaal niet moe…Maar nu dus wel…DOODMOE. In stilte vervloek ik mijn eigen onnadenkendheid. Eigenlijk wil ik me afmelden omdat het me de laatste dagen allemaal te veel is. Twee weken lang heeft een vriend uit Nieuw Zeeland bij me gelogeerd en dit heeft me zo opgeslokt dat ik totaal niet ben toe ben gekomen aan het opruimen en schoonmaken van mijn huis. Het is een puinzooi en ik heb straks het hele weekend repetities met mijn orkest, waardoor ik WEER niet op kan ruimen. Ik weet wat er dan staat te gebeuren. Dan verlies ik het overzicht en kan ik niets meer vinden in mijn huis en in mijn hoofd wordt het dan een chaos waardoor ik in paniek raak. Een gedachte waarvan ik heel gestresst en angstig word. Daarom ga ik het liefst nu direct opruimen en niet naar mijn werk.
Als ik de slaap uit mijn ogen heb gewreven open ik mijn laptop en surf naar mijn Gmail. Ik begin een mailtje te tikken waarin ik probeer uit te leggen dat ik niet kan komen werken vandaag. Naarstig zoek ik naar legitieme redenen. “Ik moet opruimen”, “ik ben te moe”, “ik voel me niet lekker”, “het is me allemaal teveel.” Terwijl ik aan het typen ben bekruipt me een schuldgevoel. Ik denk: “Wat een lafaard ben ik.” “Nu ben ik bezig mijn autisme als excuus te gebruiken, maar DAT wil ik niet.” Na enig aarzelen verman ik me en delete het mailtje. Dan lees ik ineens een mailtje van de NVA. “Oeps die heb ik al 5 dagen niet beantwoord terwijl iedereen al gereageerd heeft.” “Toch maar even beantwoorden.” Ik moet uitleggen wat de hoofdgedachte van een filmpje is wat ik tijdens een themaochtend wil laten zien, maar het lukt me niet om de juiste woorden te vinden. Het lukt me gewoonweg niet om mijn gedachten te ordenen. Ik ben TE moe en in mijn hoofd is het een chaos. Hierdoor duurt het langer dan ik wil om het mailtje te typen. Pas om 8 over 8 ben ik eindelijk klaar met het tikken en ik verzend het mailtje. “Shit, ik had al lang onder de douche moeten staan!!”
Als ik onder de douche vandaan kom en me heb aangekleed zie ik op de klok in de keuken dat het al bijna half 9 is. “Mijn fiets halen ga ik dus niet meer redden… Wat nu…”
Ik kijk snel op 9292OV en zie dat als ik nu wegga ik nog net op het nippertje de bus kan halen.Ik heb nog 4 minuten. Ik haast de deur uit op weg naar de bushalte. Helaas is de bushalte verder weg dan ik in gedachte had en aan de lange weg lijkt geen einde te komen. Als ik me omdraai zie ik tot overmaat van ramp de bus aan komen rijden. Ik zet het op een sprinten.”Nog even, ik ben er bijna” Voordat ik bij de halte ben komt de bus bij de halte aan. Ik zie de laatste passagier al instappen. Uitgeput ren ik richting de bus. Gelukkig zie ik dat de bus op me wacht. Als ik uitgeput en hijgend de bus in stap bedank ik de chauffeur dat hij zo aardig is geweest even te wachten. Tot mijn verbazing zegt hij zonder enige emotie: “Moet je maar vijf minuten eerder weg gaan van huis, dan heb je dit soort dingen niet.”
Het is als een slag in mijn gezicht. Ik ga zitten met bonzend hart, piepende ademhaling en een drukkend gevoel op mijn borst van de plotselinge inspanning. Een man naast me maakt oogcontact en laat me met zijn gezichtsuitdrukking blijken dat hij het ook een lompe opmerking vond. Tenminste, dat denk ik te zien. Het gevoel bekruipt me dat ik er wat van wil zeggen tegen deze buschauffeur. Hem confronteren met het gevoel wat zijn opmerking me geeft. Maar het heeft lef nodig om ineens op hem af te stappen terwijl iedereen naar je zit te kijken. Ik klem mijn kaken op elkaar en houd een tijdje mijn mond. Dan,als we er bijna zijn, moet het toch van mijn hart. Ik loop naar hem toe en stel hem een vraag: “Hoe denkt u dat het voor mij voelt, als ik me de longen uit mijn lijf ren, u de eerste persoon bent die ik s’ ochtends zie en dat die dan zo’n rotopmerking maakt?” De buschauffeur is zich van geen kwaad bewust. Hij antwoordt: “Dat was toch helemaal geen nare opmerking?!” Gelukkig neemt de man naast me het voor me op en zegt dat hij het ook een botte opmerking vond. De chauffeur verdedigt zich door te zeggen dat het hem frustreert dat mensen altijd klagen over het feit dat de bus te laat is maar tegelijkertijd zelf steeds te laat bij de bushalte aankomen. Ik zeg dat ik dat begrijp en leg de chauffeur uit dat niet iedereen hetzelfde in elkaar steekt, en dat sommige mensen gewoon moeite hebben met plannen. Daarbij geef ik aan dat ik een vorm van autisme heb en het me al de grootse moeite kostte om deze bus überhaupt te halen. De man zegt daar op: ” Oh ik wist niet dat je iets mankeerde.” Dit schiet me totaal in het verkeerde keelgat. Fel zeg ik tegen hem: ” Ik mankeer helemaal niets meneer, maar ik heb gewoon een andere kijk op de wereld.” Hierop biedt de chauffeur gelukkig zijn excuses aan en herhaalt een paar keer dat die opmerking echt niet verkeerd bedoeld was. Ik bedank hem hiervoor en bij het uitstappen wens ik hem een fijne dag.
Na het nemen van een andere bus, met wel een aardige buschauffeur, stap ik uit bij de halte waar ik moet zijn. Ik kijk verdwaasd om me heen. ” Geen idee waar ik ben, ik ben hier nog nooit geweest en weet al helemaal niet hoe ik naar het gebouw van de NVA kom.” Ik realiseer me dat ik al 11 minuten te laat ben. Wanhopig zoek ik naar de straat op Google Maps.
4 minuten later loop ik volledig gestrest het gebouw binnen. In de keuken kom ik mijn collega tegen. Ik gooi er direct uit dat ik zo’n vreselijke ochtend had en haar daar graag over wil vertellen. Gelukkig zegt mijn collega heel lief: “Ga eerst maar even rustig zitten en even bijkomen.” Wat een BEGRIP, en wat maakt dat een verschil! Met tranen in mijn ogen zak ik op mijn stoel.
Mooie blog, Jellienke.
Wat een ongelooflijk botte mensen lopen er toch soms op deze wereld rond!
Echt ongelooflijk.
Helaas kan ik erover meepraten.