Vaak wordt er gedacht dat kinderen met autisme stil en teruggetrokken zijn. Bij mij was dit gelukkig anders. Als kind had ik het geluk dat ik juist erg extravert was. Ik was altijd honderduit aan het babbelen, zelfgemaakte liedjes aan het zingen over krokodillen en de levendigste verhalen aan het vertellen. Ik was als kind dus geenszins stil en teruggetrokken, ondanks mijn autisme.
Sommige mensen zullen zich bij deze woorden misschien afvragen of ik wel echt autisme heb. Het antwoord is; Ja, dat heb ik zeker, maar bij mij uitte het zich op een andere manier.
Het was bij mij vaak eenrichtingsverkeer. Ik speelde wel met andere kinderen maar het spel was niet altijd wederkerig. Vaak verzon ik de scenario’s. Het ging goed zolang zij meegingen in mijn belevingswereld. Maar als ik me in hun gedachtegang en fantasie moest verplaatsen vond ik het vaak niet leuk meer en was het spelen snel over. Als ik niet met andere kinderen speelde kon ik soms uren voor de spiegel staan en tegen mezelf aanpraten. Ik verzon dan de mooiste verhalen over elfjes en prinsessen. Maar het liefst leerde ik nieuwe kinderen kennen en maakte ik nieuwe vriendjes en vriendinnetjes.
Deze vaardigheid heb ik met name te danken aan mijn opvoeding. Mijn ouders hebben contact maken met andere kinderen altijd erg gestimuleerd. Van jongs af gingen mijn zusje en ik elke zomer met onze ouders naar een camping in Frankrijk. Compleet met super-deluxe, volledig uitgeruste sta-tent, zwembad, en toen we wat ouder waren, een heuse camping- disco. Ik kan me de geur van de naaldbomen, en het geluid van de opengaande ritsen van tenten nog als de dag van gister herinneren. Mijn ouders kozen bewust voor een camping omdat dit volgens hen de plek bij uitstek was om andere kinderen te leren kennen, in de veilige nabijheid van onze super-deluxe sta-tent.
Met andere woorden: Als kinderen vervelend zouden gaan doen kon ik zo terugrennen naar de tent.
Elk jaar, terwijl we amper stonden in te checken, stond ik al te trappelen om de camping af te struinen en vriendjes en vriendinnetjes te zoeken. Mijn toen nog verlegen, twee jaar jongere zusje had deze behoefte totaal niet en vond het prima dat ik deze voorbereidende taak op me nam.
Op deze manier kon zij op een later moment gewoon bij ons aanhaken en hoefde zij niet zelf op mensen af te stappen. Dit had ze slim bekeken. Bij mij was de behoefte om contact te maken zo intens dat het bijna dwangmatig werd. Ik pakte het dan ook geheel op mijn eigen, ietwat excentrieke manier aan.
Ik struinde net zo lang langs alle tenten, caravans en het zwembad totdat het me lukte om een praatje aan te knopen met een van de kinderen. Vaak lukte me dat binnen een paar uur. Zelfs voor contact met internationale kinderen draaide ik mijn hand niet om, ook al communiceerden we dan met handen en voeten. Als ik er eindelijk in geslaagd was een vriendje of vriendinnetje te vinden, troonde ik hem of haar trots mee naar onze tent. Vervolgens moest ik dan de hele tent laten zien, inclusief alle slaapvertrekken en de volledige inhoud van onze camping koelkast…
Het spelen was vaak erg leuk tot het moment dat ze mijn zusje leerden kennen. Voor dit moment was ik altijd wat angstig. Bijna altijd bleken ze mijn zusje ‘cooler’ te vinden omdat ze in hun ogen knapper was, ouder leek en zich ouder gedroeg. Iets wat ze vaak hardop en zonder omhaal uitten. Ik kan me nog een vakantie herinneren van toen ik een jaar of dertien was, wat dit illustreert.
Op een camping in Frankrijk ontmoetten mijn zusje en ik een tweeling; twee jongens van een jaar of veertien. De tweeling had een favoriete hobby: Nicknames bedenken.
Al snel hadden ze voor ons iets bedacht waarover ze het beiden direct eens waren. Dolenthousiast en vol trots kondigden ze het aan. Ik heette vanaf dat moment ‘ Aardbei’ ( ik dacht dat dit iets te maken had met mijn jeugdpuistjes toentertijd ) en mijn zusje was ‘Kiwi’. Dit waren onze namen voor de vakantie, of wij het er nu mee eens waren of niet. Al gauw noemden ze ons ‘De bende van Kiwi’. Blijkbaar was ik in hun duidelijk ogen ondergeschikt aan mijn zusje, ondanks dat ik de oudste was. Dit soort dingen waren voor mij erg pijnlijk om elke keer weer opnieuw te constateren. Ik denk achteraf dat het er ook mee te maken had dat mijn zusje sociale regels beter begreep en ze onderling dezelfde sociale taal spraken die voor mij soms geheimtaal leek. Hoe dan ook, telkens weer was ik niet diegene die het populairste was.
Ondanks de pijnlijke momenten heb ik op sociaal vlak heel veel van deze vakanties geleerd. Dit werd heel duidelijk toen ik zo’n twintig jaar later op eigen houtje voor een Exchange programma naar Sydney in Australië ging. Ik maakte met het grootste gemak contact met onbekende, internationale mensen en merkte dat ik daarbij een voorsprong had op anderen. Binnen no-time had ik een Duits en een Belgisch vriendinnetje waarmee ik na het semester de East-coast ben afgereisd. Wat blijkt: Ik heb in al die jaren niet alleen geleerd om contacten te leggen maar ook om het contact te onderhouden. Komende zomer, nu bijna tien jaar later, hebben we namelijk met z’n drietjes een reünie in München!
Een leuk en goed geschreven verhaal. Genoten !! Papa.